zondag 26 december 2010

Je hebt het niet van mij, maar… Een maand aan het Binnenhof. Joris Luyendijk.


“Stel dat je na de val van het vorige kabinet begin 2010 de verkiezingsprogramma’s had bestudeerd en op basis daarvan je stem uit had gebracht. En stel dat je daarna slechts twee keer Haags nieuws tot je had genomen: bij de verkiezingsuitslag, en daarna de aankondiging van het regeerakkoord.
Wat had je dan eigenlijk gemist?” (p. 97)

Natuurlijk kan ik zeggen: pfff… ik weet wel zo’n beetje hoe het daar gaat en Je hebt het niet van mij, maar… van Joris Luyendijk links laten liggen. Onzin. Ik heb genoeg verhalen uit eerste hand gehoord en af en toe zelf mogen binnenkijken, maar hoe het er echt aan toegaat op het Binnenhof?

Luyendijk liep een maand rond op het Binnenhof om daar met zijn antropologische bril naar de intermenselijke verhoudingen te kijken. Hij onderscheidt vier groepen: de lobbyisten, de politici, de voorlichters en de journalisten. Hoewel de functies verschillend zijn, blijken de poppetjes onderling uitwisselbaar. In een afgebakend krachtenveld zijn de vier soorten geheel afhankelijk van elkaar om hun werk goed te kunnen doen.

Bewust naïef en vermakelijk schrijft Luyendijk wat hij ziet. Niet om een volledig beeld te schetsen, slechts als tijdelijke waarnemer. Ik kijk graag over zijn schouder mee. En ooit ga ik deze conclusie zelf ter plaatse toetsen: “Je bent in Den Haag voortdurend aan het onderhandelen, met anderen en met je eigen geweten – als je dat hebt.” (p.100)

vrijdag 3 december 2010

Modern spreekwoordenboek. Elk nadeel heeft zijn voordeel en 2499 andere spreekwoorden. Van Dale


'De weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens al neemt men zich het goede voor, men vervalt gemakkelijk weer tot de zonde, talloze goede voornemens worden nooit gerealiseerd' (p. 200)

De plaatjes op de lagere school herinner ik me nog: een keurige man met een hoed in zijn hand of een hond in een pan op tafel. Spreekwoordenles. En intussen leerden we de deugden van het leven. Hoe enthousiast ik toen de spreekwoorden oefende en mijn woordenschat ermee verrijkte, zo onthand voel ik me nu als ik ze in mijn taal wil verweven. Slechts flarden schieten door mijn hoofd ...doe een ander niet... ... kwaad kersen eten...

In Berlijn bewonderde ik afgelopen september Nederlandse spreekwoorden van Pieter Bruegel de Oude. Zeker 76 spreekwoorden verwerkte hij in het humoristische schilderij; een beroemde voorloper van de klassieke schoolplaten. Slechts twaalf spreekwoorden wist ik uit het werk te destilleren. Juist. Opgeleid in de Letteren en Kunsten blijk ik een cultuurbarbaar.

Het Modern spreekwoordenboek van Van Dale (samengesteld door Ton den Boon) is een luchtig spreekwoordenboek. Niet uitputtend, wel toegankelijk. Precies wat ik zocht. Zowel de traditionele als moderne spreekwoorden zijn erin opgenomen, voorzien van een deugdelijke uitleg. Helemaal handig was het geweest als spreekwoorden met gelijke betekenissen naar elkaar zouden verwijzen.

Met een lach en menig aha-erlebnis zwerf ik door het boek en neem me voor mijn taal te verluchten met spreekwoorden als wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht en spottershuisjes branden licht. Of plavei ik met dit voornemen mijn weg naar de hel?

zondag 17 oktober 2010

De patatbalie. In het spoor van de verkiezingskaravaan. Bart Chabot


‘Zij zaten in het landsbestuur of waren op weg daarbij betrokken te raken, de een wat vlotter dan de ander. En ik? Wat was mijn bijdrage aan ‘het geheel’? Ik was de sidekick, op tv. En stond urenlang te wachten op een van hen, Job of Alexander of Emile, of op een van hun woordvoerders in de Patatbalie, die door sommige ingewijden ook wel als de Tippelzone werd aangeduid. Ja ik was goed bezig, maar niet heus.’ (p. 176)

Tijdens alle verkiezingscampagnes schieten ze als paddenstoelen uit de grond: politieke statements verhuld in dagboekvorm van politici en journalistieke ooggetuigenverslagen die in het gunstigste geval voorzien zijn van enig historisch perspectief. Vandaag actueel, morgen goed voor de recyclingfabriek. Niet dat het genre daardoor slecht is, het dient alleen - net als de krant - rap gelezen te worden.

De patatbalie van Bart Chabot is zo’n boek. Een lichtvoetige blik van een politieke buitenstaander die het landelijk campagnegeweld in de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen relativeert tot proporties die passen bij onze Nederlandse dorpspomp. Hij beschrijft was hij van dichtbij ziet met een subjectiviteit van het prettige soort.

De patatbalie verschilt in twee opzichten van andere boeken in dit genre. Op de eerste plaats is Chabot een man van de letteren. Hij is thuis in het literaire vocabulaire waarmee hij zich gemakkelijk onderscheidt van de journalisten-schrijvers. Ten tweede blijkt zonder veel woorden dat Chabot intussen weet dat zijn gezondheid hapert. Hij vraagt zich wat melancholisch af wat hij doet tussen al die politici en hoever hij afgedwaald is van wat hij echt nodig heeft.

‘Een windmolentje en opstijgende ballonnen, daar moest ik het mee doen.
Veel soeps was het niet. Kon ik daarmee toe, de rest van mijn leven?
Ik vermoedde van wel.’ (p. 218)

zondag 10 oktober 2010

Nooit verleden tijd. Lex Lesgever


'Schreeuwende soldaten die aan iedere man vroegen: 'Jude?' Wie met 'ja' antwoordde werd meegenomen en op het Jonas Daniël Meijerplein bij elkaar gedreven. Daar werden ze in rijen op hun knieën gedwongen, met de handen omhoog, alsof ze de grootste boeven waren - mensen die waarschijnlijk nooit een vlieg kwaad hadden gedaan.' (p. 29)

Amsterdam. De stad waarvoor ik korte tijd werkte, waar ik vakanties doorbracht en nog steeds graag rondfiets om inspiratie op te doen. Amsterdam waar veel Joden woonden die verdwenen in de Tweede Wereldoorlog, afgevoerd werden naar vernietigingskampen. Hoewel de littekens zichtbaar zijn in de stad, heb ik mijn verhouding met Amsterdam nimmer kunnen verbinden met dat oorlogsverleden.

Nooit verleden tijd is het levensverhaal van het Joodse jongetje Lex Lesgever dat tijdens de oorlog zijn hele familie verloor. Zelf wist hij ternauwernood uit handen van de Duitsers te blijven door een zwervend bestaan in Amsterdam te leiden en later door definitief onder te duiken buiten de stad.
Lesgever vertelt zijn wonderlijke verhaal zonder opsmuk of sentiment en de penvoerder schrijft zonder een al te uitgebreide woordenschat. Rechttoe, rechtaan. Dat hindert niet. Sterker, juist de rauwe stijl maakt het boek indringend. Wat telt is dat dit verhaal is vastgelegd, want teveel gingen er verloren.

En die verbinding? De straten uit het boek, de gebouwen, die ken ik, daar ben ik geweest. Lesgever is erin geslaagd zijn Joodse Amsterdam uit de Tweede Wereldoorlog te verbinden met het mijne in het heden. Zijn verhaal wordt nooit verleden tijd.

zondag 3 oktober 2010

Monsieur Ibrahim und die Blumen des Koran. Eric Emmanuel Schmitt


'Warum lächelst du nie, Momo?' fragte mich Monsieur Ibrahim. Diese Frage traf mich wie ein Faustschlag ins Gesicht, ein Tiefschlag, auf den ich nicht vorbereitet war.
'Lächeln ist nur für reiche Leute, Monsieur Ibrahim, das kann ich mir nicht leisten.' Sicher um mich zu ärgern, fing er an zu lächeln.
'Meinst du vielleicht, ich bin reich?' (p. 29)

Uitgeverij Fischer heeft een mooie serie literaire meesterwerken op A6-formaat uitgegeven. Ideaal voor Berliners die in de U-bahn een boek willen lezen. Dat zijn er velen en voor drie weken hoorde ik daarbij. Het dunste werk uit de serie is het korte verhaal van Eric-Emmanuel Schmitt: Monsieur Ibrahim und die Blumen des Koran.

Monsieur Ibrahim is 'den Araber von der Ecke'. Niet dat hij werkelijk een Arabier is; hij wordt zo genoemd omdat hij een stampvol winkeltje in een Parijse buurt heeft dat alles verkoopt en altijd open is. In die buurt woont Moses, een joodse knaap van elf. Hij denkt dat monsieur Ibrahim niet in de gaten heeft dat hij eten steelt, maar der Araber weet alles. Hij bekommert zich om Momo en de twee raken bevriend. Monsieur Ibrahim leert Momo deugden en wat geluk is. Als die vraagt hoe hij dat allemaal weet, antwoord Monsieur Ibrahim steevast: 'Ich weiß, was in meinem Koran steht.'

Monsieur Ibrahim und die Blumen des Koran is en liefdevol, ontroerend verhaal dat met weinig woorden alles zegt. En daar hoef ik niet veel woorden aan vuil te maken.

dinsdag 14 september 2010

Haar naam was Sarah. Tatiana de Rosnay


"Niemand wilde het haar vertellen. Niemand wilde het uitleggen. Ze had er een hekel aan als een klein kind te worden behandeld. Een hekel aan de gesprekken die op fluistertoon verdergingen als zij de kamer binnenkwam.
Als ze het haar hadden verteld, als ze haar alles hadden verteld wat ze wisten, zou dat deze dag dan niet gemakkelijker hebben gemaakt?" (p. 56)

Boeken die maanden op grote stapels in de boekhandel om aandacht schreeuwen en hoog in de bekende lijstje prijken, negeer ik doorgaans. Als de hype voorbij is en men praat er dan nóg over, word ik nieuwsgierig. Anders ging het bij Haar naam was Sarah van Tatiana de Rosnay. Het waarde rond in de familie en landde op mijn nachtkastje.

Een zoektocht naar een joods kind dat de Tweede Wereldoorlog overleefde, vormt de rode draad van het verhaal. Verleden en heden en twee families raken langzaam vervlochten met elkaar door het speurwerk van journaliste Julia. Een mooi gegeven.

Als een boek over de wreedheden uit de Tweede Wereldoorlog verhaalt, is het niet automatisch een goed boek. Anders gezegd: de Tweede Wereldoorlog mag niet misbruikt worden om werk van een zwakke schrijver op te stuwen.

"Opnieuw voelde ik hoe zwaar de wereld om me heen woog," laat De Rosnay de journaliste tegen haar lezers zeggen (p. 172). Een verhaal moet op zichzelf indruk maken, niet door pathetisch te blijven roepen dat het allemaal zo verschrikkelijk is. De Rosnay legt daarbij alles uit en stapelt herhaling op herhaling. Het fragment waar mijn artikel mee begint, is typisch voor de schrijfstijl van De Rosnay. Het boek had de helft aan bladzijdes gehad en twee keer meer kracht als de herhalingen geschrapt waren.

Onderschat De Rosnay haar lezerspubliek of kan ze zelf niet beter? Ik vermoed het laatste. Bij fouten als volgt, verliest mijn ruimhartigheid het van ergenis:
"Ze hoorde steeds meer verhalen over de kampen. Ze begon te begrijpen dat ze allemaal dood waren. Dat geen van hen terug zou komen. Maar toen de overlevenden terugkwamen..." (p. 66)

Blijven lezen over de verschrikkingen uit de Tweede Wereldoorlog is goed. 'Opdat wij...' u weet het. Gelukkig kent de oorlogsliteratuur juweeltjes die Haar naam was Sarah overbodig maken.

zondag 29 augustus 2010

Het wonderbaarlijke voorval met de hond in de nacht. Mark Haddon


"De regel om priemgetallen te vinden is heel eenvoudig, maar niemand heeft ooit een eenvoudige formule bedacht om te bepalen of een heel groot getal een priemgetal is of wat het volgende priemgetal is.
Priemgetallen zijn wat er overblijft als je alle patronen weghaalt. Volgens mij zijn priemgetallen net als het leven. Ze zijn heel logisch, maar je komt nooit achter de regels, zelfs al zou je nergens anders meer aan denken." (p. 24)

Wat is de aantrekkingskracht van een roman als je door de boekhandel loopt? Allemaal knipogen ze: Hallo! Koop mij! Let maar eens op hoe vaak je een titel ziet met het woord 'zwart' erin. Nooit. Uitgevers weten dat dat niet verkoopt.
Het wonderbaarlijke voorval met de hond in de nacht van Mark Haddon springt direct in het oog. Het rood, de autootjes, de afwijkende afmeting en uiteraard de titel. Niets menselijks is mij vreemd: ik wil weten wat er gebeurde in die nacht. Mysterie!

Christopher Boone is een jongen die alle landen van de wereld en hun hoofdstad kent en een mirakel in wiskunde is. Hij vindt mensen verwarrend omdat ze veel zeggen zonder woorden en metaforen gebruiken: "Ik vind dat het een leugen zou moeten heten want een draak lijkt niet op een film en mensen krijgen geen hoedje als ze schrikken." (p. 29)
In zijn wereld is structuur van levensbelang. Als Christopher op een nacht de hond van de buren aan een riek geregen vindt, gaat hij op onderzoek uit. Dat levert een avontuur op dat in Christophers leven chaos brengt en hij ontdekkingen doet die zijn vader uit liefde voor hem verborgen hield.

Het wonderbaarlijke voorval met de hond in de nacht is een prachtig, ontroerend boek dat me leert verplaatsen in de leefwereld van mensen met autisme. Haddon balanceert met zijn eendimensionale schrijfstijl op de grens van simplisme en aanvaardbaarheid. En is dat niet precies waar hij me mee wil confronteren?

woensdag 18 augustus 2010

Het gelijk van Heisenberg. Frans Pollux


"Toen noemde iemand mijn achternaam.
'Smaakt de soep?'
Ik wilde achter me kijken welke kennis toevallig dezelfde dag en hetzelfde tijdstip had uitgekozen om een - en dan ook nog net toevallig deze - alpentop te bestormen, maar de stem sprak zacht: 'Nee, draai je niet om, Syris. Je kent me niet.' Hier liet de mannenstem een mysterieus bedoelde pauze vallen. 'Ik ken jou ook niet, maar ik weet wie je bent.'
Ik hoorde meteen dat ik met een aansteller van doen had." (p. 106)

Tijdens een vakantie waarin inlands (hemel-) water de boventoon voerde, las ik Het gelijk van Heisenberg van Frans Pollux. Een boek dat zich afspeelt op zee, verdraag ik bijzonder slecht. Water over land kan me niet genoeg stromen. En stromen doet het, kolken, razen. Een surrealistische beleving tussen heden en toekomst, mogelijk en fantastisch, dichtbij en veraf.

Dichtbij betekent zowel de plaats waar de roman over extreme marktwerking en neoliberalisme zich afspeelt (Venlo, Grubbenvorst), als gevoelsmatig. Pollux en ik groeiden op een afstand van 60 kilometer van elkaar op en zijn even oud. Ik lees in zijn boek mijn taal; in zinsbouw, in details als "Ze stond boontjes te breken in de keuken." (p. 212), "een vervelende nasmaak in mijn mond die ik normaal alleen van Bavaria krijg..," (p. 233) en "luister makker..." (p. 250). Het is een dichtbij van het soort waarmee je een avond in de kroeg hangt en Kronenbourg 1664 drinkt. Herkenbaar en in de context van het boek tegelijkertijd unheimisch.

Pollux is in zijn debuutroman niet bescheiden. Hij vliegt, zonder schroom er het grootste van het grootste bij te halen, hier en daar enthousiast uit de bocht. De verknipte verhaallijnen passen als een knappe puzzel en laten geen onaffe uiteindes na. De intertekstualiteit spat van het boek, waarin 1984 van Orwell en De meester en Margarita van Boelgakov mij het meest in het oog springen.

Het gelijk van Heisenberg is met ambitie geschreven. Zo hoort dat. Blijf trouw aan je afkomst, doe groot en word groot.

zondag 25 juli 2010

Hoe ik nimmer de Ronde van Frankrijk voor min-twaalfjarigen won [en dat het me spijt]. Ivo Victoria


"Soigneer uw haar. Een mens is het verplicht aan zijn talent. Mensen vragen mij weleens waar ik dat talent en die vista vandaan heb. Ik weet het niet. Het is er altijd al geweest..." (p. 113-114)

Vroeger, als ik samen met mijn vader naar de Tour de France keek op warme zomernamiddagen, wist ik het zeker. Dat kan ik ook. Zet mij maar op mijn kinderfietsje aan de start en ik pedeleer soepel mee. Pa hielp me fijntjes uit de droom en daar bleef het bij.

Hoe ik nimmer de Ronde van Frankrijk voor min-twaalfjarigen won [en dat het me spijt] van Ivo Victoria is het relaas van het 't venteke Victoria bij wie de fantasie wel op hol slaat bij de gedachte aan meefietsen in de Tour. Zijn goedgelovige vriendje Dries maakt hij deelgenoot van zijn geheim dat hij de Ronde van Frankrijk voor min-twaalfjarigen meefietst en etappe na etappe wint. "Ik hoef die publicitaire aandacht niet zo nodig. Ik wil nog een gewone jeugd kunnen hebben. Dat begrijpt Dries." (p. 14)

De romanpersonage Victoria verzint een prachtig leven bijeen. Hij gaat het maken, hij heeft de talenten, al het andere is te min. Het enige talent wat hij werkelijk blijkt te hebben, is dat van een notoire opschepper.

Hoe ik nimmer... is een vlot vertelde roman en voorzien van heerlijke Vlaamse humor tegen de achtergrond van een grauw Belgisch dorp. Ideaal boek voor juli-avonden als de heren van de Tour de France hun ambitie onderwijl echt waarmaken.

dinsdag 22 juni 2010

Miss Dahls heerlijkheden. Sophie Dahl


"Kastanjesoep met paddenstoelen. Dit doet me altijd denken aan kerstdiners in deftige hotels. Misschien is het de sherry die herinneringen oproept aan dametjes met blauwe kleurspoelingen in strak gestoffeerde leunstoeltjes."

Een kookboek komt bij mij nogal spits. Als de sfeer van het boek niet klopt, kook ik er nog geen spiegelei uit. De foto's - een kookboek zonder foto's is bij voorbaat kansloos - de kleuren, opmaak en woordgebruik; alles bijeen moet de sfeer scheppen die ik in de keuken en aan tafel wil bereiken en in de gerechten wil terugproeven. Een goed kookboek nodigt uit tot boodschappen doen bij fijne zaken, terugtrekken in het hart van het huis en de tijd en wereld eromheen vergeten.

Naast sfeer is receptuur van belang. In mijn geval met zo min mogelijk vlees en met (ouderwetse) ingrediënten van het seizoen. Geen ingewikkelde friemels, maar basale, verse ingrediënten die voor krachtige, uitgebalanceerde smaakcombinaties zorgen.

De recepten uit Miss Dahls heerlijkheden wil ik koken van A tot Z. Het boek is fris, op-en-top Brits en sfeervol. Helder opgebouwd en gelardeerd met smeuïge verhalen uit Dahls leven als plussize-topmodel.
Uit de receptuur blijkt dat Dahl gewend is te koken zonder vlees, de heerlijke vleesgerechten niet te na gesproken. De indeling naar seizoen maakt het makkelijk een keuze te maken. Wat dacht je van zomerse avocadosoep met koriander of linguine met tomaat, citroen en krab? Eton mess met rabarber toe, maakt het feest compleet.

maandag 17 mei 2010

Een schitterend gebrek. Arthur Japin


'De rede biedt ons vele mogelijkheden tegelijk. De intuïtie kiest daaruit feilloos de beste. Wanneer je dit onthoudt kun je je niet meer vergissen en zul je altijd de juiste keuze maken.'
'Altijd?'
'Altijd!'
'Ook in hartszaken?'
'Daarin juist! Doe toch niet zo onnozel. Ach, het is zo simpel en toch kunnen mensen een heel leven leven zonder het te zien.'
(p. 145-146)

Elk woord dat ik besteed aan Een schitterend gebrek, doet slechts afbreuk aan de pracht ervan. Superlatieven volstaan niet, evenmin als een poging tot het weergeven van de essentie van de roman. Dat ik de wereld om me heen vergeet en nu zonder woorden ben, gebeurt me zelden. Laat dit de standaard zijn voor Nederlandse literatuur van de 21e eeuw.

dinsdag 11 mei 2010

Ode aan de bieb


Mijn grootouders kozen op hun bejaarde leeftijd de ideale locatie uit om nog ouder te worden. Niet het bejaardenhuis, welnee. Ze voelden zich stads en hip, dus het werd in 1999 de hoogste toren van Eindhoven, midden in de binnenstad.

Opa vond het heerlijk dat de bibliotheek in de Witte Dame zijn buurman was. Op dinsdag stiefelde hij erheen, nam de tijd en keerde met een stapeltje literatuur weer terug. Niet tot onverdeeld genoegen van oma, die bij tijd en wijle mopperde: "Je zit maar in je boek te kijken!"

Van opa heb ik mijn liefde voor literatuur. We hadden het over Reve, Wolkers en Mulisch. Ook orf ik zijn falend beeldend geheugen. Halverwege De ontdekking van de hemel vroeg ik hem waar het over ging. "Och, 'k weet het niet precies na te vertellen, maar het is heel mooi," repliceerde hij.

Terwijl opa lid van de bieb van Onze Lieve Heer werd, ontdekte ik bij toeval zijn bieb. En dat was een goed treffen. De tijd dat het er muf ruikt, te donker is en je onverhoopt een oude boterham met pindakaas in je geleende boek vindt, is voorbij. De bieb in de Witte Dame is fris als Eindhoven zelf. En sinds kort hebben ze weer een Hermens in het ledenbestand.

vrijdag 16 april 2010

Belangrijke voorwerpen en... Leanne Shapton


Belangrijke voorwerpen en persoonlijke bezittingen uit de collectie van Lenore Doolan en Harold Morris, inclusief boeken, kleding en sieraden. Zaterdag 14 februari 2009, New York. Veilinghuis Strachan & Quinn. Leanne Shapton.

"Lot 1051. Een antieke taartschep. Een antieke, verzilverde taartschep met daarin gegraveerd de woorden 'Bravo Buttertart'. 22,9 cm lang. $50-60." (p. 22)

Een traditionele veilinggids beeldt alle stukken af die op de veiling worden aangeboden met omschrijving en indicatie van de waarde van het schilderij, meubel of wat dan ook. Zo kunnen geïnteresseerden zich oriënteren op de veilingstukken. Belangrijke voorwerpen en... is zo'n gids. Dacht je. Het is een waanzinnige roman die aan de hand van foto's, briefjes, boeken en verzamelde prullaria de liefdegeschiedenis van Lenore Doolan en Harold Morris vertelt.

Doolan en Morris ontmoeten elkaar op een Halloweenfeest in 2002. De liefde bloeit onstuimig tussen de taartenrecensente van de New York Times en de fotograferende globetrotter. Hoge pieken en diepe dalen. Maar let op, wat is er met de ex van Morris? Wie is 'H.' die blijft slapen bij Doolan?

Belangrijke voorwerpen en... is een liefdesepos naar mijn hart. Zonder schroom mag ik snuffelen in de spullen van dit liefdeskoppel en me deelgenoot weten van hun geheimen. Liefde in de uitverkoop. Of: Liefde (in de ui)t(v)e(r)koop. Eenmaal, andermaal, ik ben verkocht.

woensdag 14 april 2010

The Umbrella Man. Roald Dahl


"Just then, a man came up to us. He was a small man and he was pretty old, probably seventy or more. He raised his hat politely and said to my mother, 'Excuse me. I do hope you will excuse me...'"

Roald Dahl is een held uit mijn kindertijd. Wegdromen bij de GVR, Matilda en De griezels. Pas enkele jaren geleden ontdekte ik dat Dahl ook voor volwassenen schreef. Mijn Britse taaldocent op Malta adviseerde me de korte verhalen te lezen. Prachtig taalgebruik en geschikt om de nuances van native speakers te leren. De 'Completely Unexpected Tales' gingen mee naar huis.

Bij Dahl weet je dat je moet opletten. De meester van het korte verhaal lokt je met een lieflijke omgeving nietsontziend in de val. En ik trap daar steevast in. Een aardige dame die een heks blijkt, een kantoorklerk die gruwelijke moorden pleegt of The Umbrella Man, - a real gentleman - die je zijn dure paraplu voor een pond verkoopt.

Heb je nog wel zin Dahl te lezen als hij je alsmaar op het verkeerde spoor zet? Jazeker. Als een echte Brit doet hij dat in stijl. Zijn warme knipoog aan het eind van het verhaal, doet me Dahl alles vergeven.

zondag 4 april 2010

Boven is het stil. Gerbrand Bakker


'Het is halfelf in de ochtend. Het regent uit een laaghangend wolkendek. Zoals gewoonlijk zaten de weermannen er gisteren naast. De lamp in de keuken brandt. De kromme es glimt, de bonte kraai zit ineengedoken op zijn tak. Zo nu en dan schudt hij zijn veren op zonder zijn vleugels uit te slaan.' (p. 114)

Helmer heeft zijn vader naar boven gedaan. De man is oud en zit hem al jaren in de weg. Op een vochtig kamertje, met uitzicht op de bonte kraai, kan hij zijn laatste maanden slijten. Beneden richt Helmer, dan 55, voor het eerst zijn eigen leven in.
Na de vroege dood van zijn tweelingbroer Henk, heeft Helmer het melkveebedrijf van zijn vader overgenomen. Helmer realiseert zich nu dat hij die keuze niet zelf heeft gemaakt, nee eigenlijk nooit zelf wat gekozen heeft. Behalve zijn twee ezels.


Boven is het stil van Gerbrand Bakker is een ronde, prachtig gelaagde vertelling. Het beschrijft de worsteling van een traditioneel opgevoede man van middelbare leeftijd die met verlies, verdriet, zijn identiteit en moderniteiten leert omgaan. 

Typisch Nederlands, dat is Boven is het stil. En of ik daar nu zo dol op ben? Ik weet het niet. De traagheid, de somberheid, de leegte van het Noord-Hollands winterlandschap is benauwend. Of had ik het beter bij 30 graden in een malse weide kunnen lezen? Ja, dat is mijn advies. Wacht op de Nederlandse zomerzon en lees deze mooie literatuur.

zondag 21 maart 2010

Wees niet bang. Het levensverhaal van bisschop Tiny Muskens. Arjan Broers


"... de verbondenheid met de geschiedenis, de traditie en de levenservaringen van de vroegere generaties verdwijnt. De grote vrijheid die wij hebben kan zo gemakkelijk richtingloos worden. Dan waaieren we alle kanten op, slechts gestuurd door ons eigen verlangen naar plezier en vermaak, zonder ons ergens op toe te leggen en de diepte in te gaan." (p. 357)

Wees niet bang, door oud-bisschop Tiny Muskens luchtig verteld aan Arjan Broers, is een dierbare biografie in mijn boekenkast. Een biografisch werk heeft al snel het kenmerk dat het over een markant figuur met een bijzonder levensverhaal gaat. Zo ook bij Muskens. Duidelijk behorend bij een groep, volgde hij zijn eigen koers. Dat inspireert.

Muskens vertelt over zijn leven dat begon in een eenvoudig boerengezin onder de rook van 's-Hertogenbosch. Na scholing en priesterwijding in het katholieke Brabant, zwierf hij de hele wereld over om vervolgens via Rome terug te keren naar zijn wortels in Brabant. Intrigerend is dat Muskens voortdurend wil weten welke ontwikkelingen zich in de samenleving afspelen en daar vanuit zijn roeping mee handelt. De tegendraadse voorbeelden zijn bekend: Muskens predikte al vroeg voor het gebruik van condooms tegen aids en het stelen van een brood door de allerarmsten.



Muskens' handelswijze komt voort uit groot vertrouwen en niet uit angst. "Als je oefent om vertrouwen te hebben in je eigen kracht en in de goedheid van veel mensen - en af en toe in je beschermengel - dan leef je gemakkelijker en ben je tot meer in staat" (p. 381). Ofwel: Wees niet bang.

donderdag 25 februari 2010

De ontsluierde stad. Lodewijk Asscher


Een jonge wethouder die een boek schrijft. Dat prikkelt de zinnen, want: kunnen wethouders schrijven? Heeft een Amsterdamse wethouder met een grote portefeuille daar wel tijd voor? Wel, ja en blijkbaar. Dat is prijzenswaardig.

Lodewijk Asscher beschrijft in De ontsluierde stad zijn afgelopen jaren als wethouder. Thematisch schetst hij zijn visie en beleid op het terrein van jeugd, onderwijs, georganiseerde criminaliteit en economie. Da's mooi. Maar voor wie? Voor een lezer met kennis van zaken gaan de hoofdstukken regelmatig kort door de bocht. Zijn gezinshulpplan is niet als eerste uitgevonden in Amsterdam, de Wallenaanpak is niet een verdienste van het bestuur alleen en nog lang niet af. 

Voor een geïnteresseerde buitenstaander geeft het boek een aardig beeld, een mooie inkijk in een wethoudersleven. En slim als Asscher is, richt hij zich op die doelgroep. Vertel wat je bereikt hebt en wat je wil gaan doen de komende vier jaar. Met de gemeenteraadsverkiezingen in aantocht, is zo'n boek sterk campagnemateriaal.

Het is waardevol dat een bestuurder zijn pen oefent en daarmee nadenkt over zijn handelen. Asschers boodschap is tot het laatste hoofdstuk: Handel naar je idealen, heb het over de kansen en oplossingen.   
In het laatste hoofdstuk, waarin Asscher reflecteert op de PvdA, gaat het mis. Zoals een PvdA'er betaamt, praat hij de partij de put in. "De partij heeft zich de afgelopen jaren meer laten leiden door angst dan door hoop. In plaats van oplossingen werden problemen benadrukt, bedreigingen in plaats van kansen." (p. 138) Etcetera. 
Asscher ondermijnt de kracht van zijn geloof in zijn idealen door de missers van de partij uit te kauwen. Dat is nergens voor nodig. Een jong, talentvol bestuurder heeft alle kansen te laten zien dat hij met optimisme aan een mooi Amsterdam werkt en daarmee een representant van zijn idealen en zijn partij is.

zondag 7 februari 2010

Taal is zeg maar echt mijn ding. Paulien Cornelisse


"Dus wij zitten daar, en hij gaat zo van, "Ik vind dit niet kunnen," en dit en dat, en wij echt zo van: "Doe even relax!"" (p.127)

Taaltrends en -eigenaardigheden waarnemen is een lollige hobby. Wat zeg je nu eigenlijk en bereik je je doel ermee? Constructies als: 'een stukje empathie naar de burgers toe communiceren' behoren tot mijn persoonlijke favorieten. Totaal vaag en taalkundig krom.

Paulien Cornelisse en ik delen onze hobby, met het verschil dat zij haar waarnemingen perfect uitwerkte in Taal is zeg maar echt mijn ding. In luchtige, anekdotische sfeer beschrijft ze wat haar opvalt aan het Nederlandse taalgebruik onder jongeren, politici, de high society of Nederlanders op vakantie. Daarbij schroomt ze niet hand in eigen boezem te steken. Dat is precies wat dit boek anders maakt dan de gangbare taalpuristische werken die bij verschijnen al een zure lucht afscheiden.

Cornelisse en ik zijn van hetzelfde geboortejaar. Haar beleving van de taal van toen en nu zijn erg herkenbaar. Ga je mee met de tijd of blijf je woorden als 'lekkertjes', 'bakvis' en 'gaaf' gebruiken? Ik wel. Ouderwetse woorden zijn namelijk keigaaf.

zondag 17 januari 2010

Een paraplu voor het leven. Wilhelm Genazino


'De ellende van de massa, zegt Susanne (ze zegt tot mijn verbazing echt: de ellende van de massa), is gebaseerd op het feit dat al die arme mensen hun hele leven geen belangrijke mensen leren kennen. Begrijp je?
Ik knik en drink ook wat water.

Al die Wenzels, Schrothoffs en Seidels (dat zijn de namen van haar collega's), zegt Susanne, kennen alleen maar andere Wenzels, Schrothoffs en Seidels, zo ontstaat enthousiasme voor het gemiddelde.' (p.79)


De hoofdpersoon van Een paraplu voor het leven is schoenentester. Tijdens zijn wandelingen door de stad doet hij wonderlijke observaties en raakt hij voortdurend verstrikt in zijn hersenspinsels. Hij vraagt zich af wat als eerste bij hem zal binnendringen, de gekte of de dood. Bovendien heeft hij zichzelf voor zijn eigen leven geen toestemming gegeven. Een zware last op zijn schouders bij alle simpele handelingen. Langzaam kantelt het leven van de schoenentester. Hij heeft geen zin meer nog langer een begluurder van zijn eigen leven te zijn. 


Een paraplu voor het leven van Wilhelm Genazino leest als luieren in een hangmat. Vermakelijk, met scherpe observaties op zachte toon. Een diepe indruk maakt het boek niet. Over een poos ben ik het verhaal vast vergeten. Dat heeft alleen maar voordelen: over een paar jaar pak ik het boek met een glimlach weer uit de kast voor een luie zondagmiddag in de hangmat.

zaterdag 2 januari 2010

Eva. Carry van Bruggen


"'Wat heb jij...?'
Ebner geeft antwoord.

'Ze is misschien niet gewoon... dat er zo openlijk... over die dingen gesproken wordt...'
'Zij...?!' Zó zou iemand een mes naar je toe kunnen gooien.
'Zij?! Zij moet wel de preutse spelen. Die mannengek... die flirt... die jongensgek... niet eens vertrouwd bij de jongens van de hoogste klas. Met mijn eigen man zou ik haar nog geen uur alleen willen laten...'" (p. 110)

Eva is jonge vrouw die als onderwijzeres op een lagere school werkt. Ze houdt het beeld hoog naïef en onschuldig te zijn. De lezer volgt Eva in haar warrige mijmeringen, die kaatsen tussen schaamte en vurige verlangens, en ontdekt dat het tegendeel waar is. Toch ziet Eva de zonzijde niet. Ze concludeert dat "het einddoel van alle wijsheid is het rustig tegemoetzien van de dood." (p. 222)

Eva (1927) van Carry van Bruggen is een tijdsbeeld van een zelfstandige joodse vrouw uit de gegoede burgerij tijdens het interbellum. Uit Eva blijkt dat Van Bruggen de literaire klassiekers kende en volgens de normen van de toonaangevende buitenlandse literatuur schreef. De norm die niet zoals tegenwoordig door de verkoopcijfers wordt bepaald, maar door literatuurcritici. En dat roept de discussie op over wat literatuur heden ten dage is. Vijftien jaar geleden bestempelde men Palmen en Hemmerechts nog als pulp, nu durven zichzelf respecterende critici aan types als Vuijsje met droge ogen een literatuurprijs te geven.

Een klassieker op z'n tijd plaatst het huidige literaire klimaat in een relatieve context. Ik ben benieuwd welke hedendaagse boeken de tand des tijds gaan overleven.