zondag 29 augustus 2010

Het wonderbaarlijke voorval met de hond in de nacht. Mark Haddon


"De regel om priemgetallen te vinden is heel eenvoudig, maar niemand heeft ooit een eenvoudige formule bedacht om te bepalen of een heel groot getal een priemgetal is of wat het volgende priemgetal is.
Priemgetallen zijn wat er overblijft als je alle patronen weghaalt. Volgens mij zijn priemgetallen net als het leven. Ze zijn heel logisch, maar je komt nooit achter de regels, zelfs al zou je nergens anders meer aan denken." (p. 24)

Wat is de aantrekkingskracht van een roman als je door de boekhandel loopt? Allemaal knipogen ze: Hallo! Koop mij! Let maar eens op hoe vaak je een titel ziet met het woord 'zwart' erin. Nooit. Uitgevers weten dat dat niet verkoopt.
Het wonderbaarlijke voorval met de hond in de nacht van Mark Haddon springt direct in het oog. Het rood, de autootjes, de afwijkende afmeting en uiteraard de titel. Niets menselijks is mij vreemd: ik wil weten wat er gebeurde in die nacht. Mysterie!

Christopher Boone is een jongen die alle landen van de wereld en hun hoofdstad kent en een mirakel in wiskunde is. Hij vindt mensen verwarrend omdat ze veel zeggen zonder woorden en metaforen gebruiken: "Ik vind dat het een leugen zou moeten heten want een draak lijkt niet op een film en mensen krijgen geen hoedje als ze schrikken." (p. 29)
In zijn wereld is structuur van levensbelang. Als Christopher op een nacht de hond van de buren aan een riek geregen vindt, gaat hij op onderzoek uit. Dat levert een avontuur op dat in Christophers leven chaos brengt en hij ontdekkingen doet die zijn vader uit liefde voor hem verborgen hield.

Het wonderbaarlijke voorval met de hond in de nacht is een prachtig, ontroerend boek dat me leert verplaatsen in de leefwereld van mensen met autisme. Haddon balanceert met zijn eendimensionale schrijfstijl op de grens van simplisme en aanvaardbaarheid. En is dat niet precies waar hij me mee wil confronteren?

woensdag 18 augustus 2010

Het gelijk van Heisenberg. Frans Pollux


"Toen noemde iemand mijn achternaam.
'Smaakt de soep?'
Ik wilde achter me kijken welke kennis toevallig dezelfde dag en hetzelfde tijdstip had uitgekozen om een - en dan ook nog net toevallig deze - alpentop te bestormen, maar de stem sprak zacht: 'Nee, draai je niet om, Syris. Je kent me niet.' Hier liet de mannenstem een mysterieus bedoelde pauze vallen. 'Ik ken jou ook niet, maar ik weet wie je bent.'
Ik hoorde meteen dat ik met een aansteller van doen had." (p. 106)

Tijdens een vakantie waarin inlands (hemel-) water de boventoon voerde, las ik Het gelijk van Heisenberg van Frans Pollux. Een boek dat zich afspeelt op zee, verdraag ik bijzonder slecht. Water over land kan me niet genoeg stromen. En stromen doet het, kolken, razen. Een surrealistische beleving tussen heden en toekomst, mogelijk en fantastisch, dichtbij en veraf.

Dichtbij betekent zowel de plaats waar de roman over extreme marktwerking en neoliberalisme zich afspeelt (Venlo, Grubbenvorst), als gevoelsmatig. Pollux en ik groeiden op een afstand van 60 kilometer van elkaar op en zijn even oud. Ik lees in zijn boek mijn taal; in zinsbouw, in details als "Ze stond boontjes te breken in de keuken." (p. 212), "een vervelende nasmaak in mijn mond die ik normaal alleen van Bavaria krijg..," (p. 233) en "luister makker..." (p. 250). Het is een dichtbij van het soort waarmee je een avond in de kroeg hangt en Kronenbourg 1664 drinkt. Herkenbaar en in de context van het boek tegelijkertijd unheimisch.

Pollux is in zijn debuutroman niet bescheiden. Hij vliegt, zonder schroom er het grootste van het grootste bij te halen, hier en daar enthousiast uit de bocht. De verknipte verhaallijnen passen als een knappe puzzel en laten geen onaffe uiteindes na. De intertekstualiteit spat van het boek, waarin 1984 van Orwell en De meester en Margarita van Boelgakov mij het meest in het oog springen.

Het gelijk van Heisenberg is met ambitie geschreven. Zo hoort dat. Blijf trouw aan je afkomst, doe groot en word groot.