donderdag 29 december 2011

HhhH. Himmlers hersens heten Heydrich. Laurent Binet

'Geen enkele lezer zal die lijst met namen onthouden, en waarom zou hij ook? Voordat er ook maar iets in het geheugen blijft hangen moet het eerst in literatuur worden veranderd. Het is ellendig, maar het is niet anders. Ik weet nu al dat alleen de Moravecs en misschien de Fafeks een plaats zullen krijgen in mijn verhaalstructuur. De Svatos, de Nováks en de Zelenka's, nog afgezien van al die mensen van wie ik de naam of het bestaan niet ken, zullen naar de vergetelheid terugkeren. En een naam is maar een naam, in feite. Ik denk aan hen allen. Ik wil hun iets zeggen. En als niemand me hoort, is dat niet erg. Niet voor hen en niet voor mij. Misschien zal ergens op een dag iemand die behoefte aan troost heeft, het verhaal schrijven van de Nováks en de Svatos, van de Zelenka's of de Fafeks'. (p. 191-192)

Door het jaar heen ben ik een trage lezer. Toen ik HhhH van Laurent Binet aanschafte, wilde ik er ruim de tijd en concentratie voor hebben. Ik stak het boek in mijn rugzak naar Canada en las het in de uren achterin de bus, bovenop de Rocky Mountains en bij het schemerlicht van het kampvuur in één ruk uit. Waanzinnig. 

HhhH gaat over Operatie Anthropoid: de aanslag op Heydrich, de beul van Praag, op 27 mei 1942. De mislukte aanslag had gruwelijke gevolgen. Hitler besloot als vergelding twee Tsjechische dorpen plat te gooien en duizenden mensen te vermoorden. Binet schrijft de geschiedenis aan de hand van de twee aanslagplegers Kubis en Gabcik. Dat maakt de hele grote gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog - die Binet razend knap in ruim 300 pagina's beschrijft - ineens tastbaar en persoonlijk. Boven dat verhaal, of tussen, worstelt Binet zelf met de vraag of hij historische feiten mag vermengen met fictie om het verhaal te smeren of meer beeldend te maken.

Nog nooit heb ik een boek gelezen over de Tweede Wereldoorlog dat zowel algemeen als in detail ingaat op de oorlogsstrategie en de gevolgen daarvan. Binet is enorm gedocumenteerd en toont een grote belezenheid. Dat hij zulke zware kost leesbaar maakt door het te verluchtigen met humor en de lezer aan te spreken, verdient veel respect. Een groot literair werk.

zondag 18 december 2011

De 100-jarige man die uit het raam klom en verdween. Jonas Jonasson

'Allan vroeg zich af waarom hij de grote grijze koffer had gestolen. Misschien gewoon omdat het mogelijk was geweest? Of omdat de eigenaar ervan een lomperik was? Of omdat er misschien een paar schoenen en zelfs een hoed in zouden zitten? Of omdat de oude man niets te verliezen had? Hij wist het niet. Als het leven overuren maakt, is het eenvoudig om jezelf vrijheden te veroorloven, dacht hij terwijl hij het zich gemakkelijk maakte.' (p. 13)

Waarom blijven sommige boeken steeds naar je knipogen in de winkel? Ik heb het me vaker afgevraagd. Alleen al bij het lezen van de titel van De 100-jarige man die uit het raam klom en verdween ging mijn fantasie met me op de loop. Ik ging overstag en genoot 358 pagina's lang.

Allan Karlsson heeft geen zin in zijn honderdste verjaardagsfeestje en besluit weg te lopen uit het bejaardenhuis. Op weg naar de bus steelt hij per ongeluk een koffer met een fortuin aan bankbiljetten. Achterna gezeten door de politie en een stel criminelen maakt Allan een tocht door Zweden en verzamelt hij een bont gezelschap om zich heen. Af en toe valt er een dode, maar allez, we kunnen het de olifant Sonja toch niet kwalijk nemen dat ze ging zitten op het moment dat een van de criminelen achter haar stond?
De hoofdstukken over de tocht van de honderdjarige Allan zijn gelardeerd met hoofdstukken die zijn levensverhaal vormen. Door bizarre toevalligheden adviseerde de autodidacte atoombomspecialist Allan in zijn leven talloze wereldleiders. Zonder zijn naïeve bemiddeling had de wereld er veel slechter uitgezien.

Soms vind ik het jammer dat ik de laatste pagina omsla. De 100-jarige man die uit het raam klom en verdween van Jonas Jonasson is een heerlijk boek. Lees het.

maandag 7 november 2011

Vloed. Susan Smit

"Ik schonk die middag koffie en maakte een praatje met de vissers. Ik kende hun taal, maar had nog niet leren omgaan met de wat botte, flirterige plagerijen die in hun milieu tegen jonge vrouwen gebruikelijk waren. 
'Wat doet zo'n deftige juffer hier tussen het werkvolk?' vroeg een man van een jaar of veertig met spot in zijn ogen. 
Ik had niet zo snel een antwoord klaar. 
'Mij hoor je niet klagen,' riep iemand van achteren. 'Ze is van meer balkon voorzien dan de opera.'
Er werd gelachen en ik kleurde vuurrood.
'Het geeft geen pas om de juffrouw verlegen te maken,' zei een jonge visser die van een afstandje had staan kijken." (p. 60-61)

Ik keek op z'n minst twijfelachtig toen ik eerder dit jaar Vloed van Susan Smit kreeg. 'Nee,' sprak de gever me vermanend toe, 'niet meteen oordelen. Lees het eerst. Het gaat over Noordwijk.' Aldus nam ik tijdens een weekend Zwitserland de Hollandse kust van weleer mee en las. 

Vloed is het toonbeeld van wat er gebeurt als mensen voor elkaar denken in plaats van elkaar op de man af vragen wat ze ergens van vinden. Adriana - afkomstig uit de gegoede kringen - en Jacob - een visser - raken verliefd op elkaar en achten een relatie schier onmogelijk. Het perspectief wisselt per hoofdstuk tussen Adriana en Jacob, waarin ze beide hun visie op het gebeurde geven. Sterker had ik het gevonden als ze niet beide over dezelfde gebeurtenissen verhaalden, maar afwisselend, terwijl de verhaallijn verder ging.

Aan Vloed is niets literairs. Het is lectuur die rechtdoor geschreven is met herhalingen van beschrijvende feiten. Vlak over de helft van het boek slaat de langdradigheid toe. De essentie van het verhaal is duidelijk: Adriana en Jacob blijven eeuwig naar elkaar verlangen. Toch stopte ik niet zomaar precies dát weekend Vloed in mijn koffer. Soms is het heerlijk een plat boek te lezen dat je klip en klaar toewerpt: ga recht op je doel af en laat je niet beïnvloeden door krachten van buitenaf.    

dinsdag 1 november 2011

Moeten wij van elkaar houden? Bas Heijne

"Dat is precies wat de ‘rijdende rechter’ wel doet. Het commentaar van de klagers die door hem in het ongelijk worden gesteld, is veelzeggend. Ze voelen zich gezien. En de rechter is ook een bekende figuur, die rechter en televisiepersoonlijkheid in een is. Mr. Frank Visser vertegenwoordigt het gezag in het mediatijdperk  - persoonlijk, nabij, een rechter onder en niet boven de mensen, en alles voor het oog van de camera. Hij is alles wat Justitie niet is." (p. 70)

In de zomer las ik achter in de bus rijdend door het Canadese landschap Moeten wij van elkaar houden? Het populisme ontleed door Bas Heijne. Ik hou ervan regelmatig de Nederlandse politieke drukte van een afstandje te bekijken en te relativeren, letterlijk. De essays van Heijne zijn daar uitstekend voer voor. In Enter mr. Frank Visser gaat hij in op de kloof tussen de gevestigde instituten en de ontketende burger, waarbij rijdende rechter mr. Frank Visser de vleesgeworden herkenbaarheid, nabijheid en dialoog is. 

Zo gaat Heijne in tien essays in op opvallende fenomenen of actuele gebeurtenissen en ontleedt hij langzaam het populisme in Nederland. Intelligente analyses die boeiend zijn om te lezen, maar eerlijk is eerlijk, terug in Nederland was ik de inhoud vergeten als de krant van gisteren.

zondag 9 oktober 2011

Porta Romana. Robbert Welagen



"Emilio liep de lobby binnen, maar iets deed hem omkijken. Aan de overkant van de straat stond een auto geparkeerd. Het was dezelfde auto. Snel ging hij achter een pilaar staan. Met zijn hoofd tegen het natuursteen leunend dacht hij: niet weer. En waarom? Vanwaar al die moeite?" (p. 93)

Emilio Lastrucci laat zich verleiden door een vrouw die hem ontvoert en ernstig laat mishandelen. Als hij in het ziekenhuis ontwaakt, is hij zijn geheugen kwijt. Achtervolgd door angst vertrekt hij uit Zwitserland naar Italië, op zoek naar zijn herinneringen. Als die door ontmoetingen met een tante en een oude liefde langzaam terugkeren, lijkt de weg naar herstel te zijn ingeslagen. In Florence spoort hij het huis uit zijn jeugd op en koopt het. Terwijl alle lichten op groen staan, kiest Emilio anders.

Porta Romana van Robbert Welagen was een welkome afwisseling na de matige debuten die ik afgelopen tijd las van sommige van zijn generatiegenoten. Voor Welagen is Porta Romana zijn tweede roman na twee novelles. Welagen is een geschoold schrijver. Zijn stijl is uiterst evenwichtig, sfeervol en bescheiden. Hij bouwt in het boek een enorme spanning op waardoor ik het boek in één keer uitlas. Ik hoop dat Welagen zich niet laat opjagen door de populistische schrijvers uit de Randstad en kalm blijft schrijven aan een mooi literair oeuvre.

woensdag 28 september 2011

Okidokido

Okidokido was een hele grote vlo
en er was eens een bever die bewonderde haar zo.
'Okidokido wat ben jij een grote vlo
Je bent zo mooi,
o wil toch luisteren naar de taal van mijn hobo.'
Beverokido werd een echtpaar met hobo
en met negen beverkinderen
en helaas, maar met één vlo.

Vroeger bij de AMV-les hadden we een muziekjuf die operazangeres was. Ze droeg grote, gebloemde jurken met soepvlekken. "Ja", zei ze, "als je operazangeres bent, dan draag je jurken met soepvlekken. Zo hoort dat." Ze kon prachtig zingen. 

Bij een van de muzieklessen kregen we de opdracht een gedicht te maken over het instrument dat we bespeelden. Ik schudde Okidokido uit mijn mouw. Nog steeds is het mijn lievelingsgedicht maar inmiddels geloof ik er niks meer van dat ik het ooit als negenjarige zelf geschreven heb.

vrijdag 23 september 2011

Asterix. De intrigant. R. Goscinny & A. Uderzo

"'Ik heb een lijst van je gekregen met alle namen van die idioten... nu heb ik dat nog nodig.'
'Dat?? Maar die vaas is een deel van de buit van een van mijn veldtochten!'
'Oh ja? .. Ik hoorde trouwens van je mannen dat ze vinden dat jij er 'n beetje vreemde mening op nahoudt wat betreft het verdelen van de buit.'" (p. 13)

In de politiek komt het allemaal voor. Intriges, list en bedrog. We hebben allemaal onze idealen, maar als de zucht naar macht prevaleert, maken politici rare sprongen. Een vriend gaf me Asterix. De intrigant cadeau. Een must read als je je wil bewegen in het politieke landschap, zei hij.

Julius Ceasar zit met zijn handen in het haar omdat hij met kracht en geweld het Gallische dorpje van Asterix en Obelix niet weet te veroveren. Een van zijn mannen komt op het lumineuze idee om een onruststoker het dorp in te sturen die tweespalt veroorzaakt teneinde de Galliërs te verjagen. Cassius Catastrofus - een onderkruiper eerste klas - wordt uit de Romeinse kelders geplukt en naar het Gallische dorp gestuurd. Catastrofus biedt Asterix een heel mooie dure vaas aan en de ruzie en jaloezie breekt uit in het dorp. 

De intrigant laat op een geweldige manier zien hoe gemakkelijk het is om 'psychologische oorlog' te voeren en de beste vrienden uit elkaar te drijven. Een heerlijk herkenbare knipoog naar de politiek.

zondag 21 augustus 2011

Sterremeer. F. Springer

"Maar nu het allerbelangrijkste,' zei hij en haalde een krantenknipsel uit zijn binnenzak. Behoedzaam streek hij het glad op het tafelblad.
'In onze Dichtershoek vandaag een inzending van Felix Sterremeer (negentien jaar) uit de Residentie,' las ik. 'Wij hebben lang niet zulk origineel werk kunnen publiceren. De redactie is ervan overtuigd dat Felix S. nog veel van zich zal laten horen. Proficiat!'
Aan lezing van de drie gedichten kwam ik niet toe. Hij legde een hand op het papier.
'Niet hier!' Deze prozaïsche omgeving was ongeschikt voor verzen. Die schreef je en las je bij kaarslicht, een blote muze op schoot en ook een glas wijn onder handbereik." (p. 13-14)

Toen ik jaren geleden voor mijn scriptie-onderzoek ruim 60 raadsleden door het hele land bezocht, zocht ik naar een geschikt genre letters om tijdens de treinreizen en observaties te lezen. Ik koos voor boekenweekgeschenken: korte verhalen zonder ingewikkelde gelaagdheid waarbij ik prima afgeleid kon worden. In weinig tijd maakte ik kennis met uiteenlopende schrijvers, slechte verhalen en juweeltjes. Het fierst was ik op Oeroeg van Hella Haasse dat ik in eerste druk in de boekenkast van mijn moeder vond.

Voor een lange vlucht naar Vancouver deze zomer dook ik in het ongelezen deel van mijn boekenweekgeschenkverzameling. Sterremeer van F. Springer uit 1990 ging mee het vliegtuig in.

Op de achterflap van het boek prijkt de olijke kop van de schrijver, waarvan ik nooit eerder iets las. 'Moet die man niet wat serieuzer kijken?' dacht ik. Na drie bladzijdes concludeerde ik dat Springers hoofd uitdrukt wat hij schrijft. In een vol vliegtuig zat ik hardop te lachen bij de scène waarin aanstaand mislukt dichter Felix Sterremeer tijdens een literaire avond voor schut wordt gezet. Na een pagina of veertig slaat de sfeer om van dolkomisch naar tragisch.

Springer neemt een risico door lagen aan te brengen in het verhaal. Een kort verhaal moet niet té ambitieus zijn met gelaagdheid. De parallellen zijn opzichtig en vliegen soms kort door de bocht. Toch is Sterremeer een heel lezenswaardig boekenweekgeschenk met een mooi, afgerond einde.
Boekenweekgeschenken en reizen van een paar uur. Ik vind het een uitstekende combinatie.

zaterdag 16 juli 2011

James Worthy

'Mijn uitgever, meneer Van Groningen, loopt op me af met twee slecht getapte biertjes in zijn hand. 'James, doe iets met deze pijn. Schrijf het van je af, maak literatuur van Polly. Vertel! Hoe zien je dagen eruit?'
Ik pak een biertje uit zijn hand, kijk naar zijn patserige klokje en zucht diep. 'Het is een teringbende, Van Groningen, ik zit vast in een web van porno, lege pizzadozen en goedkope pils. Mijn avondeten bestaat uit Choco Pops of magnetronloempia's. In de douche staan acht flessen shampoo, zeven ervan zijn leeg en ik heb vaak pas na vijf keer proberen de volle fles in mijn klauwen. Dan ben ik nog niet eens over de vrouwen begonnen.' (p. 68)

Een nieuwe ster meldt zich aan het firmament. Althans, zo presenteert hij zichzelf en een groepje volgelingen om hem heen. James Worthy debuteert met een roman met de eenvoudige titel James Worthy. Gehyped door de boekhandel met grote stapels in de looproute en hieperdepiepteksten van zijn vrienden op de achterflap, is de marketing van het boek sterk. Tegelijk is dat voor mij een alarmbel. Na aankoop van het boek op 21 mei schreef ik voorin: 'Uit nieuwsgierigheid. Eigenlijk spreekt de achterkant me meer tegen dan aan.'

James Worthy doet me in thematiek denken aan de boeken die ik op mijn achttiende las van Giphart en Zwagerman. Geschikt voor jongvolwassenen, onbevangen over seks, liefde, vriendschappen en de keuzes voor de toekomst. En daarmee houdt elke vergelijking op. James Worthy is niet grappig, nee sterker, zijn grappen zijn slecht en kinderlijk. Als een cabaretier teksten als '...uitgegeven door De Vlezige Dij,' (p. 16) of 'Vooral als we met z'n tweeën op stap gaan, is het hek van de spreekwoordelijke sletjesdam,' (p. 98) zou bezigen, zou de halve zaal voor de pauze al opstappen. Worthy is grof zonder dat het schuurt en of een spiegel is. Een plat verhaal over de wereld die nietsontziend draait om Worthy zelf.

Na het lezen van James Worthy weet ik een paar dingen:
- Ik ben niet de doelgroep voor dit boek. Het zal ongetwijfeld aftrek vinden bij jongvolwassenen, die hopelijk toch eerder literatuur van Wolkers, Grunberg, Giphart of Zwagerman uit de boekenkast pakken.
- Er wordt te veel troep uitgebracht op de Nederlandse boekenmarkt en die zeepbel lijkt as we speak te knappen.
- Mijn waardering voor de soms ongepolijste maar doorwrochte en tintelende debuten van bijvoorbeeld Victoria, Pollux en Rovers is na het lezen van Worthy en Waumans huizenhoog gestegen. Een roman schrijven is een vak. Dat vraagt intelligentie, inspanning en de discipline om net zo lang te prutsen aan de tekst totdat de puzzel klopt.

James Worthy noemt zichzelf steevast dat schrijvertje. Ik hoop dat hij over zijn eigen schaduw kan heenstappen om een schrijver te worden.

vrijdag 15 juli 2011

Rood. Een bekoring. Midas Dekkers

'Poezen en rode vrouwen drukken op dezelfde knopjes van je ziel. Beiden zijn het roofdieren met intrekbare nagels, knuffels die kunnen blazen, troosteressen zonder genade, verleidsters met ingebouwde straf, koninginnen van de nacht, verpakt in het betoverendste vel dat op het moment van fabricage verkrijgbaar was. Hun kracht schuilt in hun dubbelzinnigheid. Die dubbelzinnigheid brengt je aan het twijfelen. Maar nooit aan hen. Altijd aan jou.' (p. 31)

Wij roodharige vrouwen vormen een stil verbond. We zijn een minderheid, willen nooit bij de massa horen en weten dat we ontembare aantrekkingskracht hebben op bepaalde mannen. Eén van die mannen is Midas Dekkers. Katten en roodharige vrouwen. Daar houdt hij van. Zijn liefde voor (of verlangen naar?) roodharigen gaat zo ver dat hij er een boek over schreef. En wel, omdat mijn nieuwsgierigheid het weer 'ns won, stond ik op de dag van verschijnen bij de boekhandel.

Rood. Een bekoring is een ode aan de roodharige vrouw. Pagina na pagina is een egostrelende ophemeling voor elke roodgeborene als ik. Dekkers haalt uit alle spelonken van de geschiedenis, biologie en literatuur feiten die hij verknoopt en verbindt tot er een volstrekt warrig epos ontstaat dat de uniciteit van de roodharige vrouw verklaart.

Is dat de moeite van het lezen waard? Ach. De eerste twintig bladzijdes zijn grappig, aardig en doen me goed. Daarna wordt het meer van hetzelfde zonder richting of doel. Rood. Een bekoring past prima in de categorie veelverkochte, nooit gelezen cadeauboeken. En ook in mijn boekenkast omdat de omslag zo mooi is.

woensdag 13 juli 2011

De Finklerkwestie. Howard Jacobson

'Op straat was het ongeveer net zo druk als twee weken geleden. De vrouw die hem had overvallen, had vast iets beters te doen dan in het donker staan wachten voor het onwaarschijnlijke geval dat hij zou terugkomen. En waarvoor? Stel dat ze spijt had van wat ze had gedaan en hem zijn kostbaarheden wilde retourneren? Of dat de beroving alleen een voorproefje was van wat ze werkelijk voor hem in petto had. Een mes in zijn hart misschien. Een pistool op zijn slaap. Een zaag op zijn keel.' (p. 109)

Een boek kan nog zo geweldig, geprezen en gelauwerd zijn, soms past het gewoon niet bij me. Calvinist als ik ben, worstel ik door totdat ik besef dat het punt van absolute afkeer en tegenzin is bereikt. In het geval van De Finklerkwestie van Howard Jacobson was dat op pagina 129, op eenderde van het boek. Klaar.

De Finklerkwestie won in 2010 de Man Booker Prize en dat maakte me nieuwsgierig. Ik hou graag – enigszins - bij wat wereldwijde literaire trendsetters zijn om enkele jaren later te bekijken in hoeverre dat zijn weerslag heeft op de Nederlandse literatuur. Winnaars van de Booker Prize staan garant voor veel lezers en grote aandacht. Bovendien trok de achterflap mijn interesse: een roman over vriendschap tussen drie mannen die als ‘scherp, weemoedig maar ook ongelooflijk geestig’ wordt omschreven door de critici.

De roman gaat inderdaad over drie vrienden in Londen. Twee zijn van joodse komaf en de derde, Treslove, is geobsedeerd door dat gegeven. Daarin gaat hij zo ver dat hij zich laat leiden door waanideeën en afraakt van de realiteit. Wat me tegenstaat is de traagheid, de gelatenheid en de manier waarop Treslove zichzelf zonder verzet in het moeras van depressiviteit laat zakken. ‘Kom op vent, maak er wat van. Je kunt alles hebben wat je wil hebben,’ hoor ik mezelf tegen Treslove zeggen. En als ik merk dat hij na 129 bladzijdes nog niet luistert, hou ik op met helpen. ’t Is trekken aan een dood paard.

Hup. Op naar de boekenkast voor een nieuwe papieren vriend die mijn inlevingsvermogen wél kan waarderen.

Naschrift:

Tijdens Perron 500 constateerden we dat de subtiele Engelse humor in de Nederlandse vertaling goeddeels verloren is gegaan. Voor degene die de originele versie lazen, maakte de humor het boek dragelijk en sterk, terwijl ik het in de vertaling humorloos en gortdroog vond.

De essentie van het boek - de joodse kwestie - is me geheel ontgaan, of anders gezegd, zo ver ben ik niet gekomen. Ook de aanwijzing op de kaftfoto (een Palestijnse sjaal naast de jas en joodse hoed) is in de Nederlandse uitgave vervallen. Volgens mijn Perrongenoten is De Finklerkwestie in de originele Engelse uitgave zeer de moeite waard om tot het einde uit te lezen.

zondag 10 juli 2011

Het kind en ik. Hans van Mierlo

'Ik moest een missiekruis gaan kopen bij Van Wees op het Kasteelplein. Voor in de kelder om ons bij te staan als het zover was, een zilverachtig bronzen kruis. Een klein uur heen en een klein uur terug. Het was zaterdag, 3 november. Rond het middaguur was ik op het Oranjeplein, waar het oude Ginniken begint. Bij de houthandel Van Dijk hoorde ik een enorme klap. Ik dacht dat er een grote stapel rechtopstaande planken was omgevallen. Maar er was niets te zien. De eerste inslag van een granaat. Een man fietste voorbij en zag me staan. 'Naar huis, jochie,' riep hij, 'ze zijn bij Bavel.' Ik zette het op een lopen. Ademloos kwam ik thuis en riep: 'Ze zijn al bij Bavel!' 'Naar de kelder,' zei mijn vader. (p. 81-82)

Het is maar een dun boekje en het voorwoord van Conny Palmen is bijna langer dan de verschenen memoires van Hans van Mierlo zelf. In dit geval is dat niet erg. Van Mierlo overleed en Palmen besloot de geschreven pagina's uit te geven in Het kind en ik.

Zestig pagina's van wat het begin had moeten zijn van een uitgebreid beschreven leven waarin politiek de leidraad was. In Het kind en ik vertelt Van Mierlo over zijn kindertijd tijdens de oorlog in het katholieke Breda en hoe hij met het gezin steeds de dans wist te ontspringen.
'Geen schrammetje, geen familielid te betreuren, geen vrienden geëxecuteerd. Geen verdriet dus, wel angst, felle angst (...).' (p. 21)
De oorlogstijd tekende Van Mierlo. Daarmee heeft hij de meest vormende - en voor het publiek meest onzichtbare - tijd in zijn leven zelf beschreven. Ik wacht op degene die het stokje overneemt voor de rest van zijn biografie.

donderdag 16 juni 2011

Als je de stad binnenrijdt. Rob Waumans

'Boven het tafeltje naast de koffieautomaat hangt een kalender van de gemeente. Elke maand heeft een foto van een kunstwerk in de stad. Ik heb de kalender eens doorgebladerd en vond geen enkele maand mooi. Wel kon ik van negen van de twaalf kunstprojecten de exacte locatie noemen.' (p.10)

Al eerder schreef ik het. Ik hou van literaire debuten. Leeftijdgenoten die hun eerste, soms wat onbeholpen maar levenskrachtige pennenvruchten mogen publiceren omdat uitgevers erin geloven. Ruwe diamanten die met hard werken en het geluk van de juiste tijdgeest geslepen hopen te worden.

In Als je de stad binnenrijdt van Rob Waumans verhaalt Gert Verhulst over zijn bestaan als parkeerwachter in Amsterdam. Hij leeft de regels strikt na en houdt het aantal boetes dat hij per dag schrijft bij in een excelbestand. Dat zijn collega's liever koffie drinken dan boetes geven, vindt hij onbegrijpelijk.

Rob Waumans toont met Als je de stad binnenrijdt geenszins het karakter van een ruwe diamant. Eerder dat van een stuk beton dat hij naar believen in elke gewenste vorm giet. Voor dit boek kwam de gietvorm van Het wonderbaarlijke voorval met de hond in de nacht van Mark Haddon goed van pas. Iets té goed. Al op pagina 10 - bij het citaat hierboven - erger ik me aan de overgenomen stijl die bij Waumans een geïmiteerd maniertje wordt. Dat mondt uit in een kinderlijke toon waar Waumans bovendien regelmatig uitvalt met volwassen zinnen als 'Ik ervaar onze verbondenheid' (p. 223).

Die onregelmatigheid in de stijl en toon zorgen voor een niet-consistent karakter van de hoofdpersoon. De doorgaans naïef-emotieloze Gert kan zonder aanleiding asociaal ontvlammen of emoties verwoorden.
Een goede schrijver is in staat me te laten meeleven met de grootste moordenaar, naïeveling of kat. Bij deze Gert voel ik op geen enkel moment compassie. Niet als hij kwaad wordt op zijn naamgenoot Gert van Samson en niet als zijn moeder sterft.

In Als je de stad binnenrijdt ontbreekt de intelligentie en de bevlogenheid die ik in romans van andere debutanten proef. Maar allez. Waumans heeft - hoe dan ook - het geluk van de juiste tijdgeest.

zondag 15 mei 2011

Minoes. Annie M.G. Schmidt


'U moet zich wat beter beheersen, juffrouw Minoes. Een dame krabben, enkel omdat ze een mantel van kattenbont aanheeft, bah!'
'Als ze weer hier komt, krab ik haar echt,' zei Minoes.
'Onzin. Ze heeft die mantel in een winkel gekocht en toen ze 'm kocht waren die katten allang dood. Het komt allemaal omdat u te weinig met mensen omgaat. U zit te veel op de daken. U bent te weinig op straat.'
'Ik was vannacht nog op straat.'
'U moet meer overdag op straat. Boodschappen doen. Gewoon, net als andere dames.'
'Goed. Maar ik wacht wel tot het donker is,' zei Minoes.
'Nee, dan zijn de winkels dicht. Nu.'
'Ik durf niet.'
'Brood en beschuit moet u kopen,' ging Tibbe door.
'Ik ben bang.'
'En de vis is op. Onderweg zou u even langs de haringman kunnen gaan. Hij heeft een stalletje op de hoek van de Groenmarkt.'
'O,' zei Minoes. 'Misschien dat ik leer durven. Als ik eenmaal op straat ben.'
'Vast wel,' zei Tibbe. 'Langzamerhand leert u durven. Alleen...'
'Wat?'
'Ik wou liever niet dat u de haringman kopjes geeft.' (p. 48-49)

In haar biografie las ik dat Annie M.G. Schmidt Minoes op latere leeftijd schreef en het, hoewel een kinderboek is, vooral een boek is dat Schmidts leven van dat moment weerspiegelt. Uiteraard had ik al een traantje bij de film weggepinkt, maar het boek lag nooit op het nachtkastje van mijn kinderkamer.

Minoes op het nachtkastje van een volwassene is genieten. Het ontroerende verhaal van Juffrouw Minoes en de wat schuchtere journalist Tibbe moge alom bekend zijn. Het heerlijke van de schrijfstijl van Schmidt is dat het luchtig, vanzelfsprekend en zo vlot leest. Intussen gaat het wel degelijk over durf, eerlijkheid, vriendschap en moeilijke keuzes. Dat is het kenmerk van goede jeugdliteratuur: ogenschijnlijk eenvoudig geschreven raakt het de essentie van het leven.

maandag 18 april 2011

Anna. Het leven van Annie M.G. Schmidt. Annejet van der Zijl

"Je moet enkel maar alles volbrengen wat je je hebt voorgenomen. Je hoeft alleen maar je goede voornemens uit te voeren. Dat is alles. Een nieuw leven beginnen. Een schone lei. Een schone bladzij. (Uit: Impressies van een simpele ziel, 1953)." p. 205

Een boek kan een hele poos staan wachten voordat de tijd rijp is en ik 't uit de kast pak. Wanneer die tijd daar is, weet ik nooit. Gewoon, afhankelijk van de zon of hoeveel zin ik heb in aangrijpende taferelen. De biografie over Annie M.G. Schmidt, Anna. Het leven van... door Annejet van der Zijl wachtte een jaar om vervolgens in één ruk uitgelezen te worden.

We kennen allemaal de liedjes, kinderverhalen en -gedichten van Annie M.G. Schmidt. Daarnaast schreef ze talloze musicals, cabaretteksten, toneelstukken, televisieseries en nog meer. Is het dan boeiend om van deze vrouw een biografie te lezen, vroeg ik me af. Het antwoord was me binnen tien pagina's duidelijk. Dat is boeiend.

Het mooie aan een biografie van een schrijfster wier werk je kent, is dat je parallel daaraan haar levenslijn kunt volgen. Schmidts werk krijgt nieuwe betekenis voor me en de veelkleurigheid van haar leven leert me hoe zij omging met lastige keuzes en onzekerheden, die niet minder werden naarmate ze ouder werd.

De biografie leest als een roman en staat bol van smeuïge, grappige en knellende anekdotes. Schmidt was geen kat om zonder handschoenen aan te pakken en gooide te pas en te onpas haar kont tegen de krib. Toen ze zich met tegenzin tot de redactie voegde van Opzij, was dit haar eerste bijdrage voor het blad:
"Er bestaat geen mannelijke overheersing. Het is net andersom. De vrouw overheerst. Zij heeft de man tot een werktuig gemaakt en tot haar willige slaaf. Zij is de uitbuitster." (p. 325)
Dat ze niet populair werd binnen de feministische beweging, interesseerde haar niks. Juist niet. Op latere leeftijd schreef ze:
"Ik wil overal wat van snoepen, overal te gast zijn en nergens bijhoren. Dat is mijn vrijheid." (p. 363)
Daaruit spreekt de drang authentiek te willen zijn, ook al betekende dat bij Schmidt tevens lastig en nukkig zijn. Of dat mag als je een heel grote mevrouw bent, laat Van der Zijl ter beoordeling aan de lezer. De biografie van Annie M.G. Schmidt is een prachtig werk dat mijn zin in méér biografieën aangewakkerd heeft.


dinsdag 29 maart 2011

Oskar und die Dame in Rosa. Eric-Emmanuel Schmitt

"Das ist eine Legende. Die sollten wir miteinander nachspielen, du und ich. Also, vor allem du. Von heute an wirst du jeden einzelnen Tag so betrachten, als würde er zehn Jahre zählen."
"Zehn Jahre?"
"Ja. Ein Tag is gleich zehn Jahre."
"Also, dann werde ich in zwölf Tagen hundertzwanzig sein!"
"Ja. Kannst du dir das vorstellen?"
Oma Rosa hat mir einen Kuß gegeben und dann ist sie weggegangen. (p. 38)

In Berlijn las ik afgelopen september Monsieur Ibrahim und die Blumen des Koran van Eric-Emmanuel Schmitt. Een ontroerend relaas tussen een joods knaapje en wijze, oude moslim. In mijn koffer vol herinneringen stopte ik ten langen leste Oskar und die Dame in Rosa van dezelfde schrijver.

Oskar is een jongetje van tien dat kanker heeft. Hij ligt in het ziekenhuis en weet dat hij niet meer beter wordt. Samen met oma Rosa denkt hij na over zijn vragen. Ze zegt hem elke dag een brief aan God te schrijven. Dan zal hij minder eenzaam zijn. Oskar gelooft niet in God. Toch probeert hij het. En Oskar en oma spelen een spel waarin Oskar elke dag tien jaar ouder wordt. Intussen is Oskar verliefd op Peggy Blue, een meisje uit het ziekenhuis.

Oskar schrijft de elf dagen daarna een brief aan God: over zijn pubertijd, over zijn midlife crisis en ouder worden. Oma Rosa leert hem met humor de waarde van het leven. En dan voelt hij zich zo oud en moe, dat Oskar weet zijn leven geleefd is.
"Lieber Gott, hundertzehn Jahre alt. Das ist 'ne Menge. Ich glaub, ich fang zu sterben an. Oskar" (p. 103)

Oskar und die Dame in Rosa is bijzonder mooi en aangrijpend. Juist door de opzichtige tranentrekkers weg te laten, raakte het verhaal me met volle kracht. Ik geef toe, ik schreide er wat van.

donderdag 24 maart 2011

Boekenweek: een kruiwagen vol biografietips

Tijdens mijn studententijd besteedde ik het liefst al mijn geld aan boeken. Maar ja, van een studiebeurs van vierhonderd gulden en mijn zaterdagbaantje bij de post moest eerst mijn kamer, eten en een winterjas worden betaald. Armoe troef en hooguit geld voor wat tweedehandjes bij Twaalfmorgen.
Eéns per jaar stond ik mezelf toe zomaar een boek te kopen, nagelnieuw en slechts ter vermaak. Dat was tijdens de boekenweek. Ik voelde me als een kind in de snoepwinkel en koos een boek dat me het allermooist leek. Die traditie heb ik in ere gehouden.

De boekenweek staat dit jaar in het teken van Curriculum Vitae - geschreven portretten. Pas laat heb ik biografieën ontdekt en me tegelijk voorgenomen die veel meer te gaan lezen. De levensverhalen van hele grote dames en heren zijn lessen in respect en wijsheid. Ik leer ervan en besef steeds hoe belangrijk het is te vertrouwen op mijn eigen koers.

Omdat het boekenweekthema uitnodigt een biografie te kopen, vroeg ik op twitter naar de gouden tip. Dat leverde binnen een uur dit prachtige en veelkleurig lijstje op:
  • Muhammad Ali - King of the World
  • Bill Clinton - Mijn leven
  • Sergej Diaghilev - Een leven voor de kunst
  • Michael J. Fox - Lucky Man (niet-eensgezinde aanrader)
  • Guus Hiddink - Saint Gus
  • Nelson Mandela - Lange weg naar de vrijheid
  • Harry van Raaij - Vader en voorzitter
  • John D. Rockefeller Sr. - Titan: The Life Of
  • Keith Richards - Life
  • M. Vasalis - Een biografie
De komende tijd kan ik vooruit. En wat ik vandaag kocht? Nelson Mandela. Omdat die al veel eerder op mijn nachtkastje had moeten liggen.

zondag 6 maart 2011

Elf. Daniël Rovers


'Zo lang hij zich kon herinneren had zijn leeftijd hem altijd hogelijk verbaasd. Hij, zeven jaar? Hij, zestien jaar, hij zevenendertig? Oud worden was een tamelijk lange omweg naar de kindertijd, en als volwassene ging het erom het spelplezier van weleer terug te vinden; het boodschappenkarretje van Delhaize moest je met hetzelfde plezier over de supermarkttegels duwen waarmee je vroeger op je crossfietsje in november over de bestoppelde akker van een maïsveld reed. Het was haalbaar, dit terug-naar-de-verloren-tijd-ideaal, je moest er alleen verdomd hard voor werken.' (p. 149-150)

Als ik start een boek te lezen, tracht ik mezelf te bedwingen en niet de achterkant te lezen. Een boek moet voor zich spreken en niet half verraden worden door de tekst op de achterkant. In dezen was het handiger geweest als ik dat wel gedaan had. Nu begreep ik pas op het allerlaatste moment dat de elf personages die beschreven worden in elf hoofdstukken uit Elf van Daniël Rovers de vrienden van de verteller zijn en dat dat hun onderlinge relatie is.

Het uitgangspunt van de roman is mooi in zijn eenvoud. De verteller ziet tijdens een etentje met vrienden bij hem thuis in dat 'alle aanwezigen aan tafel er over enkele decennia niet meer - nooit meer - zouden zijn' (p. 155). Hij schrijft over alle elf een hoofdstuk. De hoofdstukken zijn uitstekend los van elkaar te lezen, wat dit boek geschikt maakte voor mij in de drukke verkiezingsmaand.

Het zijn mooie verhalen, herkenbaar want over generatiegenoten en tegelijk met weinig emotie, zakelijk geschreven. Rovers heeft een opvallend constante schrijfstijl, wat ik bij andere jonge romandebutanten vaak vind ontbreken.

Wat is nu mijn eindoordeel? Ik weet het niet. Het boek is technisch en literair in orde en toch denk ik dat ik het volgende week vergeten ben. Het heeft me niet geraakt. Dat zegt wellicht niks over Elf en meer over mijn eigen platgeslagenheid door de afgelopen maand. Laat Rovers blijven schrijven, dan oordeel ik graag opnieuw.

zondag 23 januari 2011

Clausewitz. Joost de Vries


'Remt zag het lichtje heen en weer hobbelen, over het zand, en zag het recht op hem afkomen. De sigaret was een kleine, gedrongen man. Langzaam kon Remt de details onderscheiden; hij had dik krullend haar dat inmiddels grijs was, en een gerimpelde zongebruinde huid, perkament. Het leek hem een echte Griek.
De man liep mank, Remt merkte dat hij zich even inhield, alsof hij twijfelde of hij wel echt naar hem toe zou komen. Uiteindelijk liep hij door totdat hij pal voor Remt stond.
- Goedenavond, zei Remt, in het Engels.
- Goedenmorgen liever, zei de man terug.' (p. 182)

Je bent in 1983 geboren, studeert journalistiek en geschiedenis en schrijft daarna een boek. Dan verschijnt er een recensie in de NRC waarin je wordt vergeleken met Mulisch. Wat?!
Dat overkwam Joost de Vries met zijn boek Clausewitz. Een eervoller compliment is voor een debutant ondenkbaar, maar hemel, welke druk legt het op je schouders? In de categorie 'moderne grillen' was de nieuwsgierigheid van Perron 500 gewekt.

In Clausewitz onderzoekt promovendus Modderman, alias Neus, het leven van schrijver Ferdynand LeFebvre, die jaren geleden in het niets verdween. Aanvankelijk wil hij zich er gemakkelijk vanaf maken door een gevonden onbekende studie over te typen en een briefwisseling tussen LeFebvre en zijn vader in de bijlagen te stoppen. Dan vraagt zijn beste vriend de uitgever aan hem een boekje te schrijven. Neus gaat op tocht langs alle nog levende cultfiguren uit de kring van LeFebvre. Dat mondt uit in bonte verzameling van levensverhalen waarbij de promovendus de scherpe lijn tussen feit en fictie ten slotte zelf verliest.

Debuutromans van jonge schrijvers - mits van enige basiskwaliteit - vind ik buitengewoon fascinerend. De Vries lijkt álles te geven wat hij in zich heeft. Tot halverwege het boek leidt dat tot onevenredig ingewikkelde verhandelingen en moeilijke woorden. Dan slaat het taalgebruik om, lijkt De Vries zich ontdaan te hebben van de balast en wordt de toon relaxter, de schrijfstijl soepeler. Die onbalans wordt ruimschoots gecompenseerd door het jonge-hondenenthousiasme dat van het boek spat.

Wat ik mooi vind, zijn de foto's. Haast onopvallend en getroffen. Mag dat in een roman? Ja hoor. En dan de intertekstualiteit. De hoofdpersoon heet bijvoorbeeld T.S.E. Modderman. De initialen van T.S. Eliot? In de geciteerde brief van Ditrich Ernst zur Lahn gebruikt De Vries geen hoofdletters bij topografische bijvoeglijke naamwoorden: '...franse scherpschutter [...] russisch vuur...'. (p. 143). Een verwijzing naar Mulisch die dat ook systematisch weigerde?
Deze literaire verwijzingen en de verhalen uit de geschiedenis vermengd met aardse termen als 'linkse hobby' (p. 204), maakt dat Clausewitz literatuur van de nieuwe generatie is met een historisch besef als stevig fundament.

zondag 16 januari 2011

Karakter. F. Bordewijk


"'Wat moet dat?' gromde de oude.
'Wat moet dat met u,' brieste Katadreuffe terug, eensklaps een waanzin nabij. 'Vanmorgen heeft mijn faillissement gediend, dat weet u toch hè?, u zelf houdt u wel buiten schot, u stuurt er alleen maar die ploert van een Schuwagt op af. Die moet uw smerige zaken opknappen, en uw zoon mag bengelen. Dat zou een reusachtige grap zijn geweest. Maar het is u niet gelukt, dat weet u toch, hè?, dat ik vandaag sterker was dan u?'"(p. 168)

Ruim vijf jaar geleden richtten we met een groepje studievrienden Perron 500 op. Officieel om gemiste literaire klassiekers te lezen, maar de waarheid is dat we elkaar niet uit het oog wilden verliezen na ons afstuderen. Mijn favoriete hoogleraar André Hanou, die op de universiteit regelmatig aan onze tafel aanschoof om smakelijke verhalen te vertellen, mailde me later: 'Blijf elkaar zien. Jullie zullen elkaar later nog hard nodig hebben.'

Ter viering van ons eerste lustrum lazen we Karakter van Bordewijk én bezochten we afgelopen week de toneeluitvoering in de stampvolle Stadsschouwburg van onze stad Nijmegen.
En is dat nou wat, zo'n vertoneling van een der grootste klassiekers uit onze vaderlandse literatuur? Ja. Dat is geweldig. Met een perfecte cast, verfijnde entourage én de letterlijke teksten uit het boek, was het ademloos genieten. Toen de zaallichten tijdens het applaus ontbrandden, bleken we de acteurs andersom ook te verrassen. Verbaasd zagen ze de negen - naar verhouding - jonge, enthousiaste gasten op de eerste rij. Ik besefte: we hebben elkaar vastgehouden. Over vijf jaar vieren we ons tweede lustrum. Dat is zeker.

Karakter speelt nog een maand, onder meer op 25 januari in Veldhoven. Ga dat zien!